interviews:


Hieronder lees je interviews met acteurs van F.C. De Kampioenen:

De interviews zijn verdeeld in 2 groepen:

1. Fan interviews

2. Interviews

Veel lees plezier 'Mijn gedacht'!

Fan interviews:


Heb jij nog een vraag voor de acteurs van F.C. De Kampioenen?

Geen probleem, wij zullen enkele acteurs van F.C. De Kampioenen interviewen en jullie beslissen de vragen!

Interview 1: Niels Destadsbader:

Heb jij een vraag voor Niels (alias Ronald) stel ze hieronder, en misschien krijg je er dan wel een antwoord op!

Voer de code in:

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.

interviews:


INTERVIEW MET SCENARIST BART COOREMAN

Scenarist Bart Cooreman schrijft al meer dan 15 jaar scenario’s voor ‘FC De Kampioenen’


Hoe ben je bij FC De Kampioenen terecht gekomen?


>>> 'Ik vond FC De Kampioenen al jaren een fantastische reeks en wou dolgraag afleveringen schrijven. Ik stuurde gedurende twee jaar constant verschillende ideeën naar de makers, maar ving telkens bot. Tot ze uiteindelijk toch een aflevering goed vonden. De titel was 'Gigolo Marc', een verhaal over de deelname van Marc aan een sleep in-actie op de universiteit. Een aflevering vol misverstanden. Marc ging niet thuis slapen, er werd een beha gevonden tussen zijn spullen, die nog eens werden afgeleverd door een vrouwelijke studente bij hem thuis.'


Waar haal je je inspiratie?


>>> 'Uit dagelijkse dingen. Ik heb hier thuis twee kleine kindjes. Ik moest ooit de poep van een van mijn kindjes insmeren met een zalfje, nam de verkeerde tube en wreef het per ongeluk in met tandpasta. Dat overkomt Bieke nu ook in de reeks. Ik ging ook ooit een pyjama kopen voor mijn vrouw en het eindigde met een défilé waarin de twee verkoopsters de pyjama's aandeden en hem showden. Wel, Marcske maakte dit ook mee in een aflevering, maar dan in een lingeriewinkel.' (lacht)


Waarover mag niet geschreven worden?

>>> 'Lachen met de doden is altijd moeilijk. Als mensen op zaterdagochtend naar een begrafenis zijn geweest en zich 's avonds willen ontspannen, ligt dat moeilijk. Marcskes ouders zijn begrafenisondernemers. Ooit schreven we een verhaal waarin hij zijn ouders ging helpen. Er was toen discussie over of we een urne mochten laten vallen of niet. Ook expliciete woorden als neuken worden niet gebruikt. Boma heeft het altijd over kittekattoo doen.'


Op welke aflevering ben je het meest trots?


>>> 'Op 'Carmen zwanger'. Dat is een pure misverstandsaflevering. Het verhaal vloeide uit mijn pen. Het ging over een zwangerschapstest die in de winkel van Carmen was achtergebleven. Eerst dacht iedereen dat Carmen zwanger was, daarna dat Pascale een kindje verwachtte en uiteindelijk ook Bieke.'


De kritiek op de serie is dat het altijd om misverstanden gaat...


>>> 'Dat weerleg ik. Dat is niet altijd zo. Voor de 13-delige reeks die nu op tv komt, heb ik er acht geschreven. Slechts twee daarvan gaan over een misverstand. Een misverstand is wel dankbaar en levert meestal grappige tv op.'


De serie zou vroeger beter geweest zijn...


>>> 'Het gevoel van nostalgie zit nu eenmaal bij de mensen ingebakken. Ik vind niet dat het vroeger beter was, maar ook niet slechter.'


Zit je soms zelf nog te lachen om je eigen afleveringen?


>>> 'Absoluut. Ook al heb ik ze zelf geschreven en weet ik wat er komt, zit ik thuis in mijn zetel nog altijd te lachen met een aflevering.'


INTERVIEW MET DANNI HEYLEN (PASCALE)


'Als Carry over 'FC de kampioenen' spreekt is dat bijna alltijd negatief', reageert Danni Heylen, die Pascaleke speelt, op de mening van haar ex-collega. 'dat vind ik flauw. Hij heeft toch zelf 4 jaar in de serie meegespeeld.




Hij heeft geen punt als hij zegt dat de herhalingen er over zijn?

'Natuurlijk vind ik het ook niet plezant dat de reeks zo vaak wordt herhaald. Het zou beter zijn om de kijkers wat langer op hun honger te laten zitten. Maar dat is een keuze van de VRT en gezien het aantal kijkers is die misschien te verantwoorden.'




Helaas zijn de kijkcijfers wel gedaald.

'We stonden de voorbije weken wel tegenover het EK voetbal geprogrammeerd, hé.'




Vorige week maandag was er geen voetbal en keken er ook maar iets meer dan een half miljoen mensen.


'Een half miljoen mensen blijft veel. Ons marktaandeel is nog altijd groot.'




Door al die herhalingen ben jij onherroepelijk "Pascale" geworden en dus eigenlijk als actrice verbrand. Vind je dat niet erg ?


'Weet je, na bijna 20 jaar ben ik toch al verbrand. Op een herhaling meer of minder komt het dus niet meer aan. Ik heb mij er dus bij neergelegd dat ik de rest van mijn leven Pascale zal blijven, maar ik heb daarvoor bijna evenveel theaterjaren gekend. Zo is alles in balans.'




Sommige acteurs worden niet vergoed voor alle herhalingen. Vind jij dat correct?

'Gezien onze marktwaarde en ons succes verdienen we zeker niet te veel, maar geld is niet alles. Ik doe deze job zeer graag en ik vind 'FC de kampioenen' goede televisie. En laten we eerlijk zijn: voor vrouwen van mijn leeftijd is er ook niet zoveel werk, hé.'
INTERVIEW MET JAKOB BEKS (BTW)



'Ancien' Jakob Beks (56), die twee seizoenen lang te zien was als Bernard Theofiel Waterslaeghers, of  BTW, treedt Carry bij. 'Tja, je kan er simpelweg niet omheen dat er in 'F.C. De Kampioenen' steeds weer hetzelfde verhaaltje wordt verteld, maar het zit telkens in een andere verpakking.', zegt hij. 'Ik ben dus ook van mening dat de formule op is. Pas op, ik weet maar al te goed dat comedy maken het moeilijkste vak is wat er bestaat en 'F.C. De Kampioenen' heeft bewezen dat het jarenlang kwaliteit kon brengen, maar je moet de boel niet onnodig rekken. Wat mij betreft mogen de voetbalschoenen aan de haak worden gehangen bij hun twintigste verjaardag.’

Wat vind jij van de herhalingen?

'Ik erger mij er rot aan. Maar dat heeft minder te maken met de serie dan met mijn acteerprestaties.'

Ben je dan niet tevreden?

'Niet echt, het personage BTW heeft me nooit echt gelegen. Ik had de opdracht gekregen om een soort tegengewicht te brengen voor de andere personages, net zoals DDT dat al schitterend had gedaan. Maar het werkte niet: BTW was arrogant, ambetant en betweterig, er was niets dat je leuk kon vinden aan hem. De kijkers schreven massaal brieven naar de VRT: ‘Smijt die smeerlap van het scherm!’'

Heb je spijt dat je ooit aan de serie hebt meegewerkt?

'Dat nu ook weer niet, maar toch: Ik had het beter niet gedaan. Ik besefte ook dat je er als acteur gestigmatiseerd door kan raken. Zelfs ik die maar twee seizoenen deel heb uitgemaakt van de cast, kan er van meespreken. Toen Nic Balthasar me vroeg voor zijn film ‘Ben X’, kreeg hij de reactie: ‘Je gaat die rosse ambetante van 'F.C. De Kampioenen' toch niet vragen?’'

*Update: In een later interview veranderdt Beks van mening en geeft hij toe dat hij er wel spijt van heeft!*
_______________________________________________________________


Gekwetst

Bij de huidige cast van 'F.C. De Kampioenen' wordt niet ontkend dat de onafgebroken stroom van herhalingen hen als acteur heeft verbrand en dat ze tot op het einde van hun loopbaan het etiket van hun tv-personage zullen behouden. Maar het lijkt een lot waar ze zich bij hebben neergelegd. Zij reageren wel enorm gekwetst op de uitlatingen van Carry Goossens. Sterker nog: allen keren zij zich tegen hun ex-collega. Want in tegenstelling tot Carry blijven de huidige acteurs wel geloven in de toekomst van 'F.C. De Kampioenen' , die na al die jaren eigenlijk gewoon hun toekomst mag worden genoemd. Opvallend is daarbij dat 'F.C. De Kampioenen' zich een bijzonder hecht team tonen dat duidelijk aan één zeil wil trekken. Dat zij daar ook in slagen is absoluut bewonderswaardig, aangezien zij bijvoorbeeld niet allemaal op dezelfde financiële gunsten van de VRT kunnen rekenen.


INTERVIEW MET HERMAN VERBRUGGEN (Marc)



‘De rol van 'F.C. De Kampioenen' is nog niet uitgespeeld’, vindt Herman Verbruggen. ‘Ik ben de herhalingen helemaal nog niet beu. En volgens mij is de succesformule ook nog niet versleten. Wij kunnen nog jaren doorgaan.’

Vind jij dat je genoeg wordt vergoed voor alle herhalingen?

'Voor de herhalingen wordt ik niet betaald, maar ik vind wel dat ik genoeg verdien. We worden een gans jaar betaald om een half jaar te werken.'

Heb je geen schrik dat je eeuwig Marcske zal zijn?

'Nee, ik vind dat zelfs een eer. Als ik daar schrik voor had, had ik al veel eerder moeten stoppen. Nu is het daar te laat voor.'


Interview met Loes van den Heuvel (Carmen)

Al vele jaren acteert Loes Van Den Heuvel nu al in de televisieserie FC De Kampioenen. Ze geeft gestalte aan de enorm sympathieke en explosieve Carmen Waterslaeghers, de vrouw van Xavier en moeder voor hondje Nero. Naast haar werk voor FC De Kampioenen treedt ze op als zangeres in een coverbandje. In haar vrije tijd is ze vaak tussen de paarden te vinden. Loes is dus een enorm bezige vrouw. Maar voor een interview wou ze toch even de tijd nemen.


Is dat niet moeilijk, zo'n rol van buiten leren? Heel veel kinderen vinden het al moeilijk om een gewoon gedicht te leren.

Er is maar één manier om zoiets te leren: regelmatig herhalen, herhalen, een paar keren voor jezelf opzeggen. Je moet daarnaast ook de tekst van je collega kennen, want de teksten moeten mooi in elkaar passen. Ik moet net zo hard blokken als kinderen die een gedicht moeten leren.

Is er iemand van de ploeg die u daarmee mee helpt?

We hebben bij FC De Kampioenen een souffleur die het ons voorzegt als we het echt niet meer weten. Maar dat gebeurt alleen maar tijdens de repetitie. We repeteren twee dagen. We worden dan al wel verondersteld onze tekst te kennen, maar we mogen nog fouten maken. De derde dag beginnen de opnamen en dan moet de tekst perfect gekend zijn.

Wordt de regisseur boos als je de tekst niet meer weet?

(lacht) Zeker niet. Dat kan iedereen overkomen. Je doet dat niet met opzet. Als je je concentratie kwijtraakt, heeft dat meestal te maken met te moe zijn, of te weinig geslapen hebben. Trouwens, het zijn geen ellenlange monologen. Het zijn telkens maar kleine stukjes tekst. En ook de woorden moeten juist zijn. Want het is mij al gebeurd dat ik er een tekst uitflap met andere woorden. We werken met vier camera's die elk op een andere plaats staan. Op het einde van de zin moet de regisseur weten wanneer hij kan cutten (knippen in de film) om over te gaan naar een andere camera. Als je een andere zin zegt, weet de andere cameraman niet meer wanneer hij moet beginnen opnemen. Het is dus heel belangrijk om nauwkeurig je tekst op te zeggen want anders is er verwarring. Improviseren kan niet. We kunnen dat wel eens uitproberen tijdens de repetitie. Maar dan noteert de souffleur de juiste zinnen in het script en daar moeten we ons aan houden.

Waarom bent u actrice geworden?

Als kind al vond ik dat een heel fascinerende wereld. Ik ging vaak met mijn grootouders naar de opera, operette en het ballet. Ik heb vroeger ook ballet gedanst. Maar door een spierscheuring kon ik geen prima ballerina worden en zo ben ik in het wereldje van het theater terechtgekomen. Ik maak geen onderscheid tussen de rollen. Of ik nu de grootste seut speel, of de grootste vamp, maakt voor mij niets uit. Een rol is een rol en om je werk goed te doen moet je voor beiden even hard werken.

Maar Carmen Waterslaeghers is toch een rol die u erg sympathiek maakt?

Misschien omdat ze zo uitbundig is. Haar kledij en haar taal springen heel erg in het oog. Ze is een echte flapuit en zegt soms heel lelijke dingen, maar het is wel altijd goed gemeend en eerlijk. Ze zal nooit iets achter de rug doen. En ze is ook de enige van de ploeg die nog bij haar man is ondanks de vele meningsverschillen. Ze is heel trouw aan hare Xavier. Dat maakt haar ook enorm sympathiek denk ik.

Hebt u ook inspraak in de manier waarop u Carmen speelt?

Een klein deeltje van Carmen ben ik zelf. Maar verder kijk ik rondom mij om te zien welke aspecten ik kan toevoegen om Carmen nog echter te maken. Ik kijk bijvoorbeeld naar de manier waarop mensen op café met elkaar omgaan. Zo heb ik Carmen laten roken omdat ik vond dat het bij haar imago past. Maar ik rook zelf helemaal niet en als wij opnamen hebben gehad, heb ik 's avonds hoofdpijn. Dat is dus een idee van mij. Hetzelfde met Neroke. Ik vond dat Carmen een hondje moest hebben om haar moedergevoelens kwijt te geraken.

Hoe krijgt u het hondje zover dat het altijd zo braaf bij u blijft?

Het is al wel het derde hondje. De twee vorige zijn gestorven van ouderdom. Maar dit is echt wel een heel braaf, zacht hondje dat netjes bij mij blijft. De baasjes zijn elke keer bij de opname aanwezig. Ze staan dan te kijken hoe we opnemen en tussen twee opnamen klinkt het dan Braaf zijn hé. Af en toe weent het hondje omdat het naar hen wil gaan. Maar dan geven die mensen een teken en blijft het toch braaf zitten.

Soms gaat u er toch wel wild mee om hé!

Het hondje heeft een gareeltje om zijn middel. Als je hem optrekt, is dit veel minder pijnlijk dan hem op te trekken aan zijn halsband. Het lijkt natuurlijk enorm spectaculair als ik hem een snok geef. Heel veel mensen denken dat ik hem pijn doe. Maar het is integendeel beter dat ik hem zo oppak dan aan zijn halsband. Ik doe het trouwens alleen als ik heel vlug weg moet. Als ik hem eerst oppak en dan wegloop, kom ik te laat, dus ik trek hem op terwijl ik loop en neem hem dan in mijn armen. Dat is echt om hem te beschermen. Ik zou het niet over mijn hart krijgen om dieren pijn te doen. Ik heb zelf een hond, geiten, paarden en een lama.

Wordt u herkend op straat ondanks de Carmen-pruik?

Zeker en vast, want ik heb buiten de Kampioenen ook nog veel andere dingen gedaan. Mensen herkennen mij aan mijn ogen of aan mijn stem. Op de duur word je dat gewoon. Meestal klampen de mensen mij aan om te zeggen hoe goed ze de Kampioenen vinden. Als mensen vervelend doen omdat ze te veel gedronken hebben, zeg ik hen dat ik dat niet prettig vind en dan ga ik weg. Ik vind herkend worden een soort appreciatie voor het werk dat ik doe. Je moet daar dankbaar voor zijn en het waarderen als mensen je komen feliciteren.

Welke interessante gebeurtenis staat de Kampioenen binnenkort te wachten?

Volgende week gaan alle Kampioenen op cruise naar Boston. Heel de ploeg kijkt al uit naar de opnamen. Het wordt een luxe cruise, inclusief zwembad. Die week zullen er geen toeristen aan boord zijn, alleen wij. Bijna alle collega's zijn in feeststemming omdat ze denken dat ze stevig verwend zullen worden. Ik heb enorm veel tekst, dus ik moet hard werken. Ann (Doortje, nvdr.) daarentegen is in de zevende hemel. Zij moet heel de tijd aan het zwembad liggen zonnen. Ik zit mij alleen maar af te vragen of het op een winderige zee warm genoeg zal zijn om te zonnen. Neroke mag niet mee op reis. Maar natuurlijk heeft Carmen een grote verrassing in haar tas.


Interview met Loes van den Heuvel (Carmen)

Carmen Waterslaeghers is een fenomeen. Luidruchtig, vulgair, passioneel en dom zijn een aantal sleutelwoorden om haar te beschrijven. Verder is ze een onverbeterlijke roddeltante, die altijd op de loer ligt voor een sappig nieuwtje en heel vaak misverstanden en verwarring creëert door onjuiste informatie te verspreiden. Hoewel Xavier verre van de perfecte man is en Carmen vaak over hem klaagt, houdt ze zielsveel van hem. Ook dit seizoen mogen we hetzelfde van haar verwachten.

Vijftien jaar FC De Kampioenen. Ooit verwacht?
Dit is iets wat ik nooit had verwacht. En ik denk niemand. Het is eigenlijk een 'beetje' uitgelopen en zo zitten we nu al bijna aan de tweehonderdste aflevering.

Doet het je wat?
Ik ben daar niet mee bezig. Ik denk dat die vijftien jaar vooral voor de programmamakers veel betekent. Zij zijn diegenen die hiervoor gewerkt hebben, die het concept van FC De Kampioenen zo levendig houden. Ik doe mijn job heel graag en speel Carmen vol liefde.

Nog steeds geen sleur na al die jaren?
Sleur zit er helemaal niet in. Je speelt dan misschien al die jaren wel één en dezelfde rol en ook je personage verandert na al die jaren niet zo veel, maar toch kom je in heel uiteenlopende situaties terecht. Dat houdt het boeiend. Ook al speel je steeds hetzelfde personage, toch hebben we de vrijheid om doorheen de jaren eigen accenten in de rol te leggen. Zo doe je wat de routine, natuurlijk. 't Is goed te vergelijken met de job van een cameraman, eigenlijk. Die houden zich ook dag in dag uit bezig met filmen. Toch zit ook daar veel afwisseling in. Wat nog een uitdaging is, is dat je soms voor voldongen feiten komt te staan bij het acteren. Een bepaalde scène lukt bijvoorbeeld niet. Wel, dan moet je zoeken naar alternatieven, wat weer een uitdaging is.

Krijgen we dit jaar dezelfde Carmen dan anders te zien?
Mijn rol ligt volledig in de lijn van vorig jaar. Zo blijf ik bij mijn Xavierke en zie ik hem nog steeds graag. En tja, dat roddelen verleer je ook zomaar niet, hé (lacht).

Stoort het je niet dat het publiek je steeds als 'Carmen' ziet? 
Dat stoort me niet. Mensen zijn vaak blij als ze me zien. Dat kan je alleen maar plezieren. Je mag het mensen ook niet kwalijk nemen dat ze geen onderscheid maken tussen een personage en Loes Van den Heuvel. Elke zaterdag zijn we op tv te zien, dus wat kan je anders verwachten? Dankzij dat trouwe publiek kunnen we blijven doorgaan met De Kampioenen. Het mag zelfs gerust nog een hele tijd duren. 

Interview met motorrijder Marijn Devalck (Boma)

Sinds wanneer bent u lid van M.A.G.?

Och, dat weet ik eerlijk gezegd zelf niet, ik denk dat dat van ’92, misschien ’93 moet zijn…

Wat is uw mening over M.A.G.?
Wel, ik probeer het zoveel mogelijk te volgen, ik denk dat de M.A.G. een zeer actieve organisatie is, die we als motorrijder zeker en vast nodig hebben, want het is erg nodig om dus de aandacht te trekken voor de motorrijder. Sinds het begin dat ik bij M.A.G. ben, en ook met de motor rij , voel ik toch wel dat er een en ander beweegt. Ik heb meegemaakt dat M.A.G. dus eigenlijk toch wel bij de minister gaat, dat de minister gehoord wordt, en dat de minister eens luistert naar wat onze problemen zijn. Ik denk dat, mocht de M.A.G. daar niet zijn,  dan zouden wij alleen staan als motorrijder. En wat ben je alleen? Ondertussen is de groep motorrijders tegenwoordig vertienvoudigd, denk ik. Stilletjes aan krijgen we een andere mentaliteit. En dat M.A.G. daar voor een groot deel zijn aandeel in heeft.


Met welke motor rijdt u zelf?

Ik heb een Harley, een Herritage, dus de classic, 1340. Ik heb die gekocht van een vriend, 3de hands, want het is een Amerikaan, een tinnen blok, er zijn er maar een paar duizend van gemaakt. Het is een vrij unieke motor. Met een kleur dat je hier niet vindt. Cherry red met beige.
 
Is dit je droommotor?
Wel, eigenlijk heb ik als kind altijd gedroomd om met een Harley te rijden. Ik wou zelf bij de zwaantjes gaan daarvoor. Maar toen de zwaantjes dan met BMW begonnen te rijden, vond ik dat minder. Nu, ik ben toch geen zwaantje geworden. Maar heb achteraf een Harley gekocht. Toevallig, omdat die vriend zijn Harley weg deed. En het was een zeer goeie motor. Bovendien zei hij dat als ik er kosten aan had, ik hem binnen mocht doen in een garage, en dat hij zou betalen. Dus dat waren zeer mooie condities. En ik heb nog nooit kosten gehad aan die motor, dus voor mij is het een zeer goeie motor. 
Normaal was ik van plan om mij een toermotor te kopen omdat ik toch de files een beetje wou trotseren. En in die periode had ik het voor de K100 van BMW. Maar het is dus Harley geworden, en ik heb er geen spijt van. Het is natuurlijk totaal anders rijden, het is niet zo vinnig, je kan niet echt mee met het verkeer. Maar ‘bon’, dan rij je iets trager en je bent iets meer hoorbaar, wat ook niet onbelangrijk is.

Waarvoor gebruikt u de motor doorgaans?
Voor het werk, en voor het goede doel. Je weet, ik ben ‘peter’ van de hartrijders uit Hamme-Moerzeke. Dus jaarlijks rijden we onze herfstrit. Ik heb ondertussen ook in Burst, bij The Browsers, jaarlijks voor het goede doel een rit, namelijk de zomerrit. Ook de lenterit, die momenteel afgeschaft is… Allé, je ziet, elk seizoen hebben we links of rechts een rit voor het goede doel. En voor de rest gebruik ik hem alleen om naar de VRT te rijden. Op de dagen van de repetities natuurlijk wel te verstaan, want als ik ‘boma gekapt’ ben, dan krijg ik moeilijk een helm op mijn hoofd.

Is de motor een gebruiksvoorwerp, of aanzie je het meer als een hobby? Maw gaat er veel tijd naar het onderhoud van de motorfiets?
Absoluut niet, en het is een schande. Als men op een meeting een prijs zouden geven voor de vuilste motor, dan ben ik iedere keer de winnaar. Mijn vrouw heeft hem hoogstens al een paar keer gekuisd. Ik heb daar absoluut geen tijd voor. Het zou een hobby zijn, mocht ik meer tijd hebben. Ik gebruik hem voor het werk, ik heb gewoon het nuttige aan het aangename gekoppeld. En meer is dat niet. Ik ben dus ook geen ‘motorfreak’, ik ben niet bezig met die motor. Ik wil er geen snufjes op, ik wil daar geen chromé op, het moet gene flashy motor zijn. Voor mij is het een werktuig, maar anderzijds ook mijne goeie kameraad.

Mag je vrouw mee op de motor, of ben je meer het type loney-rider?
Ik ben eigenlijk een loney-rider, willes-nilles. Voor mijn vrouw heb ik een rugsteuntje laten monteren. En dat is het enige dat ik gedaan heb. Om het haar wat comfortabeler te maken. Maar op een Harley rij ik veel liever alleen dan met twee. Gewoon omdat als ik alleen moet vertrekken voor een hele dag voor het goeie doel, het dan meestal op een zondag is. De enige zondag dat ik vrij ben, de enige zondag dat ik bij mijn vrouw kan zijn. En ze kan dan niet mee, tja, het zou beter zijn anders. 
Ik ben ook bij de ‘Rotary-club’ in Zottegem. We hebben zelfs daar onder de ‘Rotariers’ ook de ‘Motariers’ opgericht. En daar hebben we een middel gevonden als wij ergens met de motor naartoe rijden. Onder onze vrouwen hebben er een paar een cabriolet, we noemen ze dan de ‘Cabriolina’s’. We komen samen op een punt, en gaan dan lekker eten. En dat gebeurt één of twee keer op een jaar. Wat je soms niet allemaal moet doen voor de vrouw hé.

Rijdt je vrouw zelf met de motor?
Nee helaas. Ze durft zelfs niet met de fiets rijden. Nu, wat ze wel al heeft laten horen, is zo’n comfortabele motor, zo’n Gold Wing van Honda. Omdat ze denkt dat dat de enige motor is waarop je zo’n helm kan dragen met een radiootje erin. Dan zo’n stekkertje en we kunnen met elkaar praten (lacht hartelijk). Maar ik moet toch een motor bij mijn buurman kopen of niet? Dus zou ik, om mijn vrouw mee te kunnen nemen, een BMW LT1200 kopen... Ofschoon ik moet toegeven dat deze GS waar ik hier op de set met rij, ‘een motor is die aan mijn kloten gegoten is’.

Wat versta jij onder kledij?
Tja, ik ben er absoluut niet de man die het goede voorbeeld geeft. Ik rij in de zomer en in mijn veldwegen ginder achter, meestal in shirt en t-shirt en op mijn blote voeten. Ik ga zelfs zo naar de bakker. Ik durf mij zelfs riskeren zonder helm, omdat de politie daar toch niet rondrijdt. Maar dat mag niet. Ik weet dat het maar in een straal van een paar km is. Maar het is dicht tegen huis dat de domste ongevallen met zware gevolgen gebeuren. Je moet maar aan 30km/u onderuit gaan, met je blote beentjes tegen het asfalt, je zal eruit zien. Ik weet dat ik eigenlijk een grote zondaar ben. 
Maar mijn beschermende kledij hangt wat af van met welke motor ik rij. Ik heb hier mijn ‘chaps’ voor mijne Harley. Dat is kledij waar wat lucht doorheen kan. Ik rij toch meestal niet snel. Ik heb ook een ander pak om met andere motoren te rijden, of voor reportage met de krant en zo. Daarvoor heb ik bij ‘Richa’ een pak gekocht: zo een broek en jas met beschermende elementen op de schouders, ellebogen, knieëen… Dat is natuurlijk een pak waar je je veilig in voelt. En het pakt ook niet zoveel wind. Ook voor de helm, een integraal is natuurlijk meer hermetisch gesloten. Met mijn open helm, als ik op deze BMW iets vlugger rij, dan trekt hij toch van mijn hoofd weg. En mijn kostuum pakt wat meer wind, waardoor je niet zo vast meer op de motor zit. Dat heeft allemaal met veiligheid te maken. En ik denk dat veilige kledij zeer efficient is als je valt. Je rijdt niet om te vallen, maar als je valt maakt het meestal een groot verschil. Natuurlijk moet je bij een accident altijd geluk hebben. Laat ons daar wel bij wezen. Ik heb jammer genoeg mijn eigen neef, die had zo’n zeer beveiligd pak aan, en een zware helm van indertijd 30.000 BEF. Die man reed in volle hitte altijd beschermd, maar die heeft 1x pech gehad. Aan zijn kostuum was er niks, idem voor de helm, maar helaas. Hij kwam verkeerd te val en was op slag dood. Dat zijn dingen die je tegenkomt, maar dat kan je ook tegenkomen met de fiets…

Even een kleine technische vraag tussendoor: wat is de wettelijke minimale profieldiepte van je banden?
Geen enkel idee. Bof, de minimum profieldiepte? Hmm, laat ons zeggen 5mm? Wat is het juiste antwoord?
1,6mm.
1,6mm? Ohhh, dan kan ik nog wel een tijdje verder.

Wat is je vreemdste ervaring met de motor tot nu toe?
Hahhh, daar moet ik niet lang over nadenken. Ik heb dus eigenlijk met mijn strot in de prikkeldraad gehangen. Het was dom, dom, dom. Op een veldweggetje, twee prikkeldraden die over de weg hingen, en ik hing erin. Met zeer zware gevolgen, een heel dom accident. Dat is natuurlijk het eerste waar ik aan denk bij deze vraag…

Toch blijf je rijden met de motor?
Ja, ik denk dat als je een accident hebt waarbij je zelf een stuurfout maakt, de zaken anders liggen. Ik heb indertijd een vriend gehad die op de ring in Brussel onder een vrachtwagen raakte. Die kan het natuurlijk niet meer zeggen, maar stel dat je dat voor hebt, dat je even de dood voor ogen hebt. Dan denk ik dat de schrik je wel te pakken krijgt. Maar ik ben, van zodra mijn keel ontzwollen was, en ik dus terug mijn helm kon aandoen, terug gaan rijden. De krassen van de prikkeldraad staan nog steeds op het scherm van mijn motor als ‘souvenir’. Ik heb er geen trauma aan over gehouden.


Uw rijgedrag is daardoor niet veranderd?

Nee, want het kwam eigenlijk door wat gek te rijden, wat zwaantje te spelen voor een jeep met aanhangwagen van een kennis. Het was meer een ‘speelaccident’. Maar eigenlijk zeggen van: ‘nu kom ik niet meer op de motor’, nee dat niet. Motorrijden is natuurlijk altijd gevaarlijker dan autorijden, je bent de carroserie zelf . Je zit open en bloot. Maar je kan altijd de risico’s beperken door  zeer, zeer defensief te rijden. Eigenlijk het lot niet te tarten. Als ik nu op de autosnelweg zit, ja god, veel is afhankelijk van de motor natuurlijk. Je bent altijd geneigd om een klein beetje te geven wat je krijgt. In die zin dat je altijd wel wat rapper wil gaan dan dat je mag. Maar eerlijk gezegd vind ik dat niet zo ontspannend meer. Ik krijg niet direct een kick van de snelheid dat ik rij, maar ik krijg een kick van de ontspannen rit op de motor. Dat ik kan genieten van de natuur, de vrijheid… Dat is de pracht voor mij aan motorrijden.

Gaat u soms op reis met de motor?
Oh, dat zou ik nog eens willen doen als mijn vrouw meegaat. Maar anders niet. Ik heb ooit de kans gekregen om Route66 te doen, maar zij gaat dan niet mee. Awel, dan interesseert het mij ook niet. Ik ben nogal gehecht aan mijn huis en vrouw elke dag. De dag dat zij meegaat, ja, dan zou ik dat heel graag doen.

Een vraag om af te sluiten: welke gouden raad zou je de Belgische motard willen meegeven?
Een gouden raad? Hmmm, leer genieten van het ontspannen rijden in de natuur en weer, het pak en laarzen dat je draagt. Het conditioneert misschien je gedrag, maar laat je er niet door beïnvloeden, de grootste macho kan in een fractie van een seconde in een rolstoel belanden. Ik zou zeggen defensief rijden en preventief handelen. Dat is eigenlijk de gouden raad dat ik zou willen geven...

Interview met Marijn Devalck (Boma)


Als Boma in FC De Kampioenen mag hij zich wel degelijk dé kampioen van de meest smakeloos geklede mannen noemen. In het dagelijkse leven loopt Marijn Devalck er gelukkig stukken beter gekleed bij, alhoewel hij niet wakker ligt van de modeperikelen. Marijn Devalck, die zich naast acteren voornamelijk toelegt op zijn muziekbedrijfje Podium Acts waarmee hij live optreedt met muzikanten, wil zich op zijn gemak voelen in wat hij draagt. Op de boerenbuiten tussen de paarden, één van zijn hobby’s, loopt de zanger en acteur er soms wat haveloos bij, maar tijdens een winkeluitstap ontpopt hij zich tot een gedistingeerde gentleman.

Hecht je veel belang aan kledij?

Marijn: “Zeker als ik een acte de présence verzorg of als ik verwacht word op een receptie of een bijeenkomst. Dan heerst een soort protocol dat je moet volgen. Ik wil vooral niet opvallen door, zeg maar, revolutionair te zijn. Wanneer ik op een feest geacht word een smoking te dragen, dan doe ik dat. Ik zal niet opdagen in een jeans en een polo. Je moet je kleden naar de omstandigheden. Ik pas me graag aan, want dan beweeg en gedraag ik me ook het makkelijkst. Mijn job vraagt uiteraard om de gepaste kledij. (plots enthousiast) Podiumkleren blijven wel heilig voor mij. Die moeten ‘iets hebben’, die moeten ànders zijn dan wat je ziet op straat. Ze maken immers deel uit van je show. Maar waar het vooral op neerkomt, is dat ik me altijd en overal op mijn gemak wil voelen. En daar heeft kledij natuurlijk veel mee te maken.”

Je kasten, hangen die boordevol?
Marijn: “Goh, op dit moment heb ik veel kleren die ‘afgedragen’ zijn. Vandaar dat deze winkeluitstap mij goed uitkomt! Maar ik verslijt niet zoveel, ik ben erg zorgzaam op mijn spullen. Verder schenk ik jaarlijks wat van mijn kleren aan het goede doel, meer bepaald aan een hippotherapie-project waarin gehandicapten en revalidatiepatiënten worden behandeld door contact met paarden.”


Ben je een fervente shopper?

Marijn: “Ik winkel zelden of nooit want ik heb er een hekel aan! Ik ben een vervelende mens op zulke momenten, ik wil er zo snel mogelijk vanaf zijn. Daarom kies ik ook vlug iets uit. Ik wil niet te veel te zien krijgen, anders begin ik te twijfelen. Als het ‘klikt’, is het ok voor mij. Ik heb ook geen kleerkast vol goedkope spullen, dat is weggegooid geld, vind ik. Want na tweemaal wassen mogen die kleren toch de voddenmand in. En spreek me niet van solden. Ik hou daarentegen van stijlvolle kledij en kwaliteit. Ik geef liever iets meer uit voor minder… Dat komt op hetzelfde neer qua uitgaven.”

Krijg je hulp van je vrouw tijdens het winkelen?
Marijn: “Ilse gaat meestal mee shoppen, maar ze beïnvloedt mijn smaak niet. Ik beslis zelf wat ik koop. Soms brengt mijn vrouw spontaan iets voor me mee, maar ze prefereert een andere stijl dan ik… Het gebeurt dus dat ik haar spullen niet eens aantrek! We dragen beiden kledij waar we ons gelukkig in voelen. We dringen onze mening niet op aan elkaar. Ja, ik zou Ilse dus totaal anders aankleden dan ze er nu bijloopt. Zo zie ik graag de safarilook. Kaki staat Ilse bijvoorbeeld heel goed. En ik kick op vrouwen in ruiterkledij. Ik hou van losse hemden en broeken en wapperende haren, niet van strakke getailleerde bloesjes en rokjes met bijhorend keurig kapsel. I don’t like babes or Barbie. Ik durf er niet aankomen.”

Tekst: Quarks en Siska Messeeuw - Foto's: Marc Masschelein - © karaat.be

Exclusief interview met Herman Verbruggen (Marcske)



Dag Herman.
Goedemiddag.

Klaar om de vragen van de bezoekers te beantwoorden?
Zeer zeker.

Vertel eens, hoe is FC De Kampioenen voor jou begonnen?
Wel, het productieteam was in 1990 (bij het begin van de serie, nvdr.) nog op zoek naar een radio-presentator van een locale radio om de matchen van FC De Kampioenen te becommentariëren. En zo kwamen ze bij mij terecht. Ik was dan nog een beginnend acteur, net afgestudeerd aan het conservatorium. In de eerste vier reeksen had ik in elke aflevering maximum 5 regels. In het vierde seizoen werd ik het lief van Bieke en toen Walter Michiels (Pico, nvdr.) halsoverkop uit de reeks werd geschrapt, moest ik die gaan vervangen bij de vaste acteurs. Moest Pico nu nog meespelen, zou ik waarschijnlijk nog steeds een bijrolletje bekleden.

Wou je van kleins af aan al acteur worden?
Ja, enorm. Vroeger vond ik die wereld ook echt fascinerend. Ik droomde er altijd van naar het conservatorium te gaan. Toen ik afstudeerde van het secundair onderwijs, ging ik toelatingsproef doen bij Studio Herman Teirlinck. Helaas zonder succes, en toen ben ik regie gaan studeren in Brussel. Daar ben ik ook in contact gekomen met visueel acteerwerk.

Is het moeilijk om een grappige rol te vertolken in FC De Kampioenen?
Ik denk dat het voor andere mensen moeilijker lijkt dan voor mezelf. Ik ben altijd bezig geweest met het komische genre van acteren. Natuurlijk blijft het een uitdaging, maar ik ben dat al gewoon. En eigenlijk is het ook niet zo moeilijk: in een serie als FC De Kampioenen moet je maar enkele gekke bekken trekken, en het publiek gaat plat.

Nemen de mensen waarmee je omgaat je altijd serieus? Wordt je niet te vaak beschouwd als hetkieken van de Kampioenen en als een droge komiek?
Nee hoor, de mensen die me kennen nemen me wel serieus. Ze weten dat ik heel gedreven ben om dingen tot een goed einde te laten komen en echt ambitieus ben. Ik ben alleen komisch in de serie. Niet dat ik niet eens flauwe grap kan vertellen, maar zoals Marcske ben ik niet en beschouwen de mensen die me kennen ook niet. Mensen op straat wel, ja.

Nu je over de mensen op straat begint... Word je vaak herkend? En vind je dat niet vervelend?
Ja, ik word heel vaak herkend. Maar als acteur moet je dat erbij nemen. We zijn voortdurend aan het knokken om FC De Kampioenen jaar na jaar beter te maken. We zijn dan ook heel blij dat we jaar na jaar ook zo'n hoge kijkcijfers hebben. En het resultaat daarvan is natuurlijk dat je vaak herkend wordt en mensen je soms wel eens vervelende vragen kunnen stellen, maar al bij al valt dat zeer goed mee.

Hoeveel takes zijn er nodig om een scène te verfilmen?
Dat hangt ervan af. Als er iets misgaat, moet het wel opnieuw. Of als de regisseur nog zijn bedenkingen heeft bij iets. Of als we natuurlijk eens in de lach schieten... Meestal gaat het wel vlot, hoor. Maar het is niet omdat we al zovele jaren bezig zijn, dat het daarom vanzelf gaat.

Zijn jullie, de cast, elkaar nog niet beu?
Nee, hoor. Helemaal niet. Dat is volgens mij het succes van de Kampioenen: we zijn 20 handen op één buik (lacht) en zijn dus als het ware een hechte vriendengroep. Het publiek merkt dat ook wel.

Wat doe je nog naast je acteerwerk in FC De Kampioenen?
Ik ben voortdurend ook bezig met Aksident, ons theatergezelschap die al ruim 20 jaar bestaat. Verder ben ik ook nog vader en dat vergt natuurlijk ook heel wat tijd en energie.

Bedankt dat je een moment in je drukke agenda kon vrijmaken voor ons. Bedankt voor het interview.
Graag gedaan.

Stripgids sprak met Hec Leemans (65)

Ter gelegenheid van Hec Leemans' 65ste verjaardag publiceerde het magazine STRIPGIDS onderstaand interview. TOON HORSTEN was de interviewer van dienst. TOON HORSTEN is hoofdredacteur van STRIPGIDS en schrijft voor diverse bladen, waaronder DE STANDAARD. Hij was tevens jarenlang de bezieler van het Stripfestival van Turnhout.

Ik maak nog altijd geen keuze

Stripgids sprak met Hec Leemans (65)
Met 'FC De Kampioenen' en de spin-off 'Vertongen & Co' staat tekenaar en scenarist Hec Leemans zeven of acht keer per jaar met een nieuw album hoog in de bestsellerlijsten. Hoewel hij op 28 januari jl. de kaap van de 65 rondde, lijkt Leemans - die ook reeksen als 'Bakelandt', 'Circus Maximus' en 'Nino' op zijn actief heeft - niet van plan om het rustiger aan te doen. Integendeel, hij wil zelf, als uitgever, 'Bakelandt' introduceren bij onze zuiderburen. Stripgids zocht hem op in Drongen bij Gent voor een ruime blik op zijn leven en werk.
 Toon Horsten
"Ik groeide op in het Oostvlaamse Hamme. Mijn ouders waren brave, lieve mensen. Al in mijn kindertijd hadden de meeste mensen in mijn omgeving door dat ik een zeker tekentalent had. Alleen: mijn ouders namen mij niet mee naar bibliotheken of musea. We keken wel veel naar de Nederlandse televisie, waar je mensen als Toon Hermans of Wim Sonneveld kon zien, en een hoop dingen die in Vlaanderen nog niet denkbaar waren. Dat wel. Maar echt aan cultuur werd er niet gedaan, al interesseerde mijn moeder zich wel voor schilderen. Later zou ze zelfs nog een tekenopleiding aan de academie gaan volgen. De tentoonstellingen waar ik vanaf mijn vijftiende naartoe trok, bezocht ik op eigen initiatief. Ik trok heel vaak naar galerie Campo in Antwerpen.
Mijn hele jeugd lang had ik, als het om tekenen ging, maar één referentiepunt, iets waaraan ik mijn eigen talent kon aftoetsen: strips. 'Nero', 'Suske en Wiske', de weekbladen Kuifje en Robbedoes, ik las al wat ik te pakken kon krijgen. En ik maakte al meteen ook een eerste selectie: 'Dit vind ik goed gemaakt, die vind ik niet goed gemaakt.' Ik heb dus vooral leren tekenen door strips te lezen, en te kijken hoe al die grootmeesters het deden. Hergé, Marc Sleen, René Follet (die ik al heel vroeg had ontdekt), Cuvelier, Jijé en Giraud, Franquin? Ik zoog alles gretig op.
In de lagere school was ik een intelligente, maar luie leerling. Ik was met de vingers in de neus de eerste van de klas, en moest daar echt niks voor doen. Toen ik in het middelbaar kwam, werd het al wat moeilijker - en tot overmaat van ramp werd ik ook steeds eigenzinniger. (lacht) Mijn lager middelbaar maakte ik nog af, daarna trok ik naar de dagacademie in Dendermonde. Die was zo klein dat we nagenoeg privé-onderricht kregen. Ik had het geluk er op een paar heel goeie leraars te stoten, zoals Marcel Van Driessche en Hugo Van Beveren. Toch denk ik, met wat ik nu weet, dat ik een ander pad had moeten bewandelen. Ik had iets ambitieuzere studies moeten aanvatten.
Het milieu waarin iemand opgroeit, bepaalt niet alles in zijn verdere leven, maar toch zéér veel. Als je uit een arbeidersmilieu komt, en je wil je weg maken in het leven en aan dat milieu ontsnappen, doe je er vijf jaar langer over dan iemand die uit een bourgeoismilieu komt. Je moet als het ware een paar treden meer beklimmen. Een goeie opleiding en een diploma kunnen erg goed van pas komen om je vooruit te helpen. Kijk naar Herman Brusselmans, een schitterend schrijver die net als ik in Hamme opgroeide. Hij is de zoon van een veehandelaar, en komt dus uit een nogal bruut milieu, waar je je ook aan moet ontworstelen, zeker als je een gevoelige jongen bent die wil schrijven. Herman is naar de universiteit getrokken, en heeft zich van daaruit als schrijver gelanceerd. Waarom ben ik niet naar de academie van Antwerpen getrokken? Of misschien had ik ook naar de universiteit moeten gaan, en mijn andere passie moeten volgen, de natuurkunde? Ik lees nog altijd erg veel over het onderwerp, ook over kwantummechanica. Misschien zou ik, ook met zo'n diploma op zak, uiteindelijk wel striptekenaar geworden zijn, dat weet je niet. Een beetje zoals Brian May, de gitarist van Queen, die natuurkunde studeerde. Hij onderbrak die studies om rockgitarist te worden, toen Queen zijn grote doorbraak beleefde. En hij heeft zijn studies pas decennia later afgemaakt.
Mijn hele jonge leven maakte ik al strips. Ik was zoekende en veranderde voortdurend van stijl. Ik werkte ook niets af. Het ging vooral om heel verschillende losse dingen, er zat weinig substantieels tussen. Ik wilde al wel verhalen schrijven, maar was er nog niet rijp voor. Dat veranderde pas toen ik op de academie van Dendermonde  Sylvain Polfliet leerde kennen, een studiegenoot. Ik was toen 19, Sylvain werkte al een tijdje aan een realistische strip. Ik zou hem helpen bij het schrijven van die strip, kwamen we overeen, en we zijn toen met het voorstel naar de krant Het Volk getrokken. We slaagden er in de strip verkocht te krijgen. 'Brian Howell' heette die reeks, en ze heeft een paar jaar dagelijks in Het Volk gelopen. Het was hels, want Sylvain combineerde het met een dagjob. Ik was scenarist en decortekenaar. Het was mijn eerste echte realistische strip.

Blunder

Mijn eerste humoristische strip ontstond dankzij Pirana (cartoonist en tekenaar, pseudoniem van Leon Van De Velde - TH). Hij kwam aanzetten met het idee een strip over een circus te maken. Wij maakten toen stopcomics ergens in een lokaal blaadje, en daar lag het ontstaan van wat later 'Circus Maximus' is geworden, de reeks die ik voor het Nederlandse stripblad Eppo zou gaan maken. Al zou het nog jaren duren voor ze daar voor het eerst in zou verschijnen.
Op een bepaald moment - ik was nog geen twintig - wou ik ook voor de krant gaan schrijven. Ik trok naar Rik Clément, die toen op de cultuurredactie van Het Volk werkte. Ik wilde wat bijverdienen, en zag mezelf wel reportages maken over dingen die ik kende, strips en tekenfilms bijvoorbeeld. Rik, zelf ook tekenaar van onder meer 'Dees Dubbel', had er wel oren naar. Voor ik het wist mocht ik bij Hergé langs, met wie ik uren over het vak heb zitten praten. Alleen, het stuk is nooit geschreven. Ik bleek er toch niet voor in de wieg gelegd.
Nee, ik wilde zélf strips maken. Dat zag ik vooral als een feuilleton in een krant of tijdschrift. Ik kreeg 'Brian Howell' aan Het Volk verkocht, maar ik ben mijn werk ook gaan aanbieden bij Kuifje en Robbedoes. Zonder resultaat. Als ik er nu op terugkijk, moet ik toegeven dat ik het verkeerd heb aangepakt. Ik had veel beter contact kunnen leggen met Maurice Tillieux, André Franquin of Yvan Delporte, allemaal zeer toegankelijke mensen die ik later persoonlijk heb leren kennen. Had ik dat als jongeman geweten, was ik meteen langs hen gepasseerd. Andere blunder: ik wilde per se mijn strips zelf schrijven, en daar was het nog veel te vroeg voor. Ik moest nog veel leren. Pas nadat ik later een paar jaar 'Bakelandt' had gemaakt met Daniël Jansens, was ik daar klaar voor. Van hem heb ik veel geleerd over verhaalopbouw en dialogen. Nee, op dat moment had ik gewoon naar Tillieux moeten stappen, hem mijn werk laten zien, en hem moeten vragen of hij geen scenario voor me wou schrijven.

Cauvin

Hoe ik Martin Lodewijk precies heb leren kennen, weet ik niet meer, maar hij maakte niet alleen de 'Agent 327'-strip voor Eppo, hij was ook bij de redactie betrokken. Het blad was op zoek naar nieuw bloed. 'Circus Maximus' leek volgens Martin wel iets voor Eppo. Van het een kwam het ander. De strip verscheen voortaan in het blad, en Martin is één van mijn beste vrienden in het vak geworden.
De meeste verhalen schreef ik zelf, maar ook Raoul Cauvin (scenarist onder meer bekend van 'De Blauwbloezen' - TH) heeft een verhaaltje of tien, vijftien voor me geschreven. Mijn vriend Kamagurka werkte voor Humo, dat toen net als Robbedoes werd uitgegeven door Dupuis. Hij kwam Cauvin wel eens tegen in de kantoren van Dupuis aan de Livornostraat in Brussel. Hij heeft het hem gevraagd, waarna ik gewoon een afspraak heb gemaakt. Zo gemakkelijk ging dat toen. Soms denk ik dat ik al het 'Circus Maximus'-materiaal eens bij elkaar zou moeten zoeken. Het zou moeilijk zijn, denk ik. Alles zit door elkaar, ongeordend. Een deel van die platen is later nog digitaal ingekleurd, om hernomen te worden in Robbedoes en het Suske en Wiske Weekblad.  Maar wellicht zijn die digitale files niet meer te lezen, en moet het allemaal opnieuw worden ingekleurd. Ik zou het fijn vinden, hoor, en ik denk dat er een viertal goede albums mee te vullen zijn, maar vooralsnog heb ik nog niet de tijd gevonden. Het was een leuke reeks, die ik verder had moeten uitwerken. Was het onderwerp, een circus, te beperkt? Misschien, maar in beginsel is élk onderwerp beperkt. Als je een strip maakt over een bureeljongen die Guust Flater heet die de hele dag zit te niksen, is dat in principe ook een héél beperkt onderwerp? En kijk wat het geworden is.
'Circus Maximus' begon in 1977 in Eppo te lopen, 'Bakelandt' liep toen al twee jaar dagelijks in Het Laatste Nieuws. Ik was een jaar of 25, en ineens had ik meer werk dan me lief was. Ik maakte voor het eerst kennis met de soms echt beangstigende symptomen van stress, ik begon onder meer te hyperventileren, omdat ik het allemaal niet meer rond kreeg. Voor Het Laatste Nieuws tekende ik elke week zes halve pagina's 'Bakelandt', Eppo verwachtte ook tien pagina's 'Circus Maximus' per maand, en het werd me allemaal te veel. 'Circus Maximus' is daar uiteindelijk de dupe van geworden. We zijn nu veertig jaar verder, en het heeft toch 25 jaar geduurd vooraleer ik de stress echt onder controle kreeg. Vooral na mijn veertigste heb ik een paar heel stressgevoelige periodes gehad. Alleen de laatste 15 jaar gaat het vanzelf, bijna al dansend. Ik weet ondertussen ook van mezelf dat, als de nood aan de man komt, en er een pagina gemaakt moet worden, ik in drie of vier uur een noodpagina kan maken, en dat inspiratie iets is dat nu niet meer zal opdrogen. Ik heb onder meer 96 verhalen van Bakelandt gemaakt, ik werk nu aan het 86ste van 'FC De Kampioenen'. Ik vermoed dat er in totaal om en bij de 250 albums op mijn naam staan. Het zal dus volgende keer ook wel weer lukken. Martin Lodewijk heeft ooit gezegd: 'Wie vijf verhalen kan maken, kan er ook 500 maken.' En weet je wat? Hij heeft gelijk.

Zwarte Belle

Het idee voor 'Bakelandt' komt van Daniël Jansens, de scenarist met wie ik het project opstartte. In het begin bleven we vrij dicht bij het historische personage Bakelandt, waar wat literatuur over bestaat. In tegenstelling tot wat de overlevering wilde, had die 'Bende van Bakelandt' niet zo erg veel mispeuterd. Ze zijn tot de dood veroordeeld voor beperkte feiten, niet meer dan een paar diefstallen. De eerste de beste jeugdbende vandaag heeft meer op haar kerfstok dan die hele 'Bende van Bakelandt'. We voelden dus al snel de behoefte om het open te trekken. Met Rooie Zita gebeurde dat al meteen. Daniël had in het concept voor de strip een Zwarte Belle voorzien, een historisch personage. Ze was een vriendin van Bakelandt. Al schetsend had ik een mooie roodharige getekend, en Daniel zei: 'We gaan die zwarte niet pakken, we gaan die rosse nemen.' Ze is echt het peper en zout van de reeks geworden, al is ze gewoon uit een losse tekening ontstaan. Ze had meteen een erg leuk karakter, vanwege haar eigenzinnighed. Die typering, haar potige karakter, is aan Daniël te danken. Later hebben we Zwarte Belle nog wel als nevenpersonage opgevoerd.
In wezen heeft 'Bakelandt' ook een beperkt onderwerp. Als ik mij had gehouden aan de historische figuur Bakelandt, of aan de fictie van de brigand die het tegen de Fransen opneemt, waren we na tien verhalen uitgepraat geweest. Bovendien: in die hele katholieke mythologie rond de Boerenkrijg van voor outer en heerd was ik niet geïnteresseerd, het is mijn clubje niet. Daniël en ik voelden al zeer vlug dat we andere wegen moesten inslaan, en er ook de internationale context van die tijd moesten bij betrekken.
Ergens middenin het zestiende verhaal, 'De gouden harp', is Daniël plots overleden.  Halverwege het verhaal moest ik dus niet alleen het tekenwerk, maar ook de uitwerking van het scenario voor mijn rekening nemen. Ik denk dat ik aanvankelijk vrij trouw aan ons gezamenlijke opzet ben gebleven. Pas toen ik het personage Schulmeister geïntroduceerd heb, is het karakter van de reeks wezenlijk beginnen veranderen. In het Waalse boekendorp Redu had ik een heel mooi boekje gevonden  uit 1926, een klein biografietje van Charles Louis Schulmeister, geheim-agent van Napoleon. Ik had het meegenomen omdat zijn naam me vaag nog iets zei, omdat ik wat fragmenten gezien had van een televisieserie die de ORTF, de Franse publieke zender, in de jaren 60 over hem had gemaakt. Dat boekje heeft inspiratie geleverd voor ontzettend veel verhalen. Schulmeister is een man die enigszins tussen de plooien van de geschiedenis gevallen is, vooral omdat men in de negentiende eeuw neerkeek op spionnen. In die tijd omschreven ze hen als de meest verachtelijke mensen die er bestonden. Ze werden door niemand geapprecieerd, ze werden uitgespuwd. Een tijd lang heb ik een klassiek 'Bakelandt'-verhaal, dat dichter bij het oorspronkelijke opzet bleef, afgewisseld met een Schulmeister-verhaal. De lezers hebben er altijd enthousiast op gereageerd.

Zalfjes

Halverwege de jaren 80 waren er zelfs plannen voor een 'Bakelandt'-film. Ik heb toen een aantal versies van een scenario voor die film geschreven, en daar is een flinke ruzie met de producent over ontstaan. De man wilde ingrepen doen die ik niet kon laten passeren. De slechterik van de reeks, Raoul de Crèvecoeur, was geschrapt en vervangen door een commandant met een huidziekte die voortdurend zalfjes nodig had. 'Wat is dit? Een sabelsleper met een ooglap die er gevaarlijk uitziet ga je vervangen door een ziekelijke commandant met een huidziekte?' Zo waren er tientallen ingrepen waar ik het hoegenaamd niet mee eens was. De filmcommissie had de financiering voor de uitwerking van het scenario en de pre-productie al goedgekeurd,  maar ik zei njet. Ik nam een advocaat onder de arm, en heb alles geblokkeerd. Op zeker moment is de producent overleden.  Robbe De Hert heeft het project begin jaren 90 nog even overgenomen, maar hij was met duizend-en-een andere dingen bezig. Het project is uiteindelijk een stille dood gestorven.
In die periode heb ik tekenaar Claus Scholz geëngageerd als medewerker, omdat ik mijn handen meer dan vol had met het filmproject. Het heeft me indertijd ongeveer een miljoen Belgische frank gekost - een kapitaal. Ik had een versie van het scenario geschreven met Herman Brusselmans. Of dat de meest ideale keuze was weet ik niet, maar we hebben ons wel goed geamuseerd. Herman kan goeie dialogen schrijven, en iemand die zijn werk doet, moet betaald worden. Dus ik betaalde hem uit eigen zak. Aan dat hele mislukte filmproject heb ik bovendien een zware depressie van zes maanden overgehouden. Ik heb maanden hier op de sofa gelegen, de fut was eruit. Gelukkig kon ik toen op Claus rekenen, die uiteindelijk twee decennia voor me is blijven werken, tot aan het einde van 'Bakelandt' in 2005.
Ik heb wel het gevoel dat ik iets te lang met  'Bakelandt' ben doorgegaan. De laatste twintig verhalen heb ik echt naast het werk voor 'FC De Kampioenen' geschreven. Ik maakte zelfs de schetsen niet meer, ik liet het tekenwerk volledig aan Claus over. Ik begon dan wel steeds vol goede moed de pagina's aan te schetsen, maar hield dat amper een paar pagina's vol. Gevolg was dat ik er minder voeling mee had. Het was op de een of andere manier niet meer van mij. Toen ik de composities van de tekeningen en de houdingen van de personages nog aanschetste, had ik dat gevoel nog wel. Maar goed, die laatste twintig albums, ze zijn wat ze zijn.

Dummy

In het algemeen kijk ik met veel genoegen terug op 'Bakelandt'. Er zijn zeker een 40-tal verhalen die perfect in het Frans zouden kunnen verschijnen, vind ik, onder meer de meeste verhalen rond Charles Schulmeister. Voor het verhaal noch voor de tekeningen moet ik me schamen. Ik speelde al jaren met het idee om met die beste verhalen naar een Franse uitgever te stappen. Maar naar de welke? In het Frans verschijnen jaarlijks 5000 nieuwe albums, op de markt gebracht door 350 uitgevers. De chaos op die markt is enorm, iedereen is enkel nog met zichzelf bezig. Als je daar probeert tussen te komen, krijg je overal nul op het rekest. Toen dacht ik: 'Of er nu 350 of 351 kleine uitgevers op die markt zitten, maakt ook weer niet zoveel verschil. 'Bakelandt' is van mij, ik heb de rechten. Niemand doet er iets mee, en het is eigenlijk leuk materiaal. Laat ik het gewoon zelf doen!' Deze week hebben we een eerste dummy gemaakt. Daarmee trek ik binnenkort naar Parijs, naar een verdeler. Op basis daarvan ga ik dan bepalen op welke oplage ik die strips ga drukken. Iets in de orde van 3.000 of 5.000, schat ik, ik weet het nog niet precies. Het hele project hoeft geen geld op te brengen, ik heb het geluk dat ik er mijn brood niet mee moet verdienen. Ik zou het vooral fijn vinden als het er was. Het is meer een hobby? (lacht)
Wat me aantrekt aan de Franse markt? Laten we het zo zeggen: wat me ergert, is dat wij als Vlaamse tekenaars niet op die Franse markt geraken. Ik begrijp niet waarom dat zo is. De uitgevers hebben er natuurlijk nooit moeite voor gedaan. Het kan niet. Ze willen niet. Ze zijn niet geïnteresseerd? Alle excuses heb ik gehoord, ook toen er nog maar vier of vijf Franstalige stripuitgevers waren en er nog maar 200 albums per jaar verschenen. Mijn idee is altijd geweest: je moet dat gewoon zelf doen, en niet vanuit Antwerpen, maar vanuit Parijs, of toch minstens Brussel. Veel Vlaamse tekenaars denken dat de Franstalige markt voor hen gesloten bleef omdat ze Vlamingen zijn. Ik begrijp die frustratie niet en ik denk dat ze onterecht is. Ik heb mijn hele leven vooral strips gelezen die door Franstaligen gemaakt werden, en ik had heel snel de ambitie om me bij dat clubje aan te sluiten. Ik sprak goed Frans, en kende veel tekenaars. Achteraf bekeken had ik die ambitie zeker kunnen waarmaken. Ik ben te lang bij 'Bakelandt' en bij de krant blijven plakken. Ik ben namelijk altijd een trouwe soldaat geweest, en af en toe speelt dat in je nadeel. Je moet durven breken met iets, en nieuwe dingen aanvatten. Ik zat in een comfortabele positie. Ik kon een betrekkelijk mooi maandloon verdienen van wat de krant ons betaalde, daar leefde ik van. De inkomsten uit de albums kwamen daar bovenop. Wellicht had ik het wat te goed, en liep het wat te gemakkelijk.
Ondertussen introduceer ik ook Franse stripmakers in de Vlaamse familiestrip. Mijn vrouw Marie-Jeanne en ik wonen een deel van het jaar in Frankrijk, nabij de Mont Ventoux. Op een bepaald moment geraakte ik aan de praat met de uitbater van een restaurant waar we al jaren kwamen. 'Ah, u maakt strips! Een andere klant van mij doet dat ook.' Het bleek om scenarist François Corteggiani te gaan. Hij woont in Carpentras en blijkt zowaar een kenner en verzamelaar van Vlaamse en Nederlandse strips. Hij heeft nog met Daan Jippes gewerkt en onder meer voor Donald Duckgeschreven. Het heeft na dat gesprek met die restaurantuitbater nog twee jaar geduurd vooraleer we elkaar ontmoet hebben, maar nu schrijft hij scenario's voor me, voor de 'Kampioenen'-spin-off 'Vertongen & Co'. Hij vindt het erg leuk om doen, omdat het een soort strips is dat in Frankrijk niet meer  gemaakt wordt.

Assistent

Eén keer heb ik het gevoel gehad dat de internationale doorbraak bijna een feit was, toen ik met tekenaar Dirk Stallaert de reeks 'Nino' maakte, die we bij uitgeverij Le Lombard hadden ondergebracht. De verkoop was nog niet top, maar vooral in Frankrijk werd de reeks extreem goed ontvangen. Ze had ontzettend veel potentieel, en de mensen van de uitgeverij zagen de reeks doorgroeien tot 100.000 verkochte exemplaren. Toch koos Dirk er voor om assistent van Marc Sleen voor 'Nero' te worden. Mijn hart bloedt nog steeds als ik er aan terugdenk. Al twintig jaar speel ik met het plan om de reeks zelf verder te zetten. Het idee voor het volgende, vierde verhaal, ligt klaar. Er zijn elf pagina's geschreven, er zijn er zelfs al vier of vijf getekend? Ik zou het wel willen afwerken, maar dan zou ik me een half jaar lang moeten kunnen vrijmaken.
Voorlopig zal de tijd me ontbreken, vrees ik. Op dit moment onderhandelen we over de verlenging van het 'Kampioenen'-contract voor nog eens vijf jaar. Tot mijn zeventigste dus. De drang om te minderen voel ik nog niet. Moest 'FC De Kampioenen' worden stopgezet, zou ik onmiddellijk andere dingen maken. Maar nu doe ik door, ook om de mensen die voor je werken aan de slag te kunnen houden. Dat heeft onder meer met wiskunde te maken.  Stel dat ik mijn werk zou willen terugschroeven, en ik tegen Luc Van As en Wim Swerts, met wie ik 'Vertongen & Co' maak, en tegen Tom Bouden, die 'FC De Kampioenen' in inkt zet, zou zeggen: ik maak nog maar twee albums per jaar. Dan komen zij niet meer rond, en dan is de kans groot dat ze ander werk gaan zoeken. Dan zou ik wel proberen minderen, maar van de weeromstuit weer alles zelf moeten gaan doen. Het zou op hetzelfde neerkomen.

Windkracht 10

De 'FC De Kampioenen'-strip is ook weer iets dat in wezen heel toevallig tot stand is gekomen. Toen ik een jaar of 45, 46 was, stelde ik vast dat de verkoop van 'Bakelandt' aan het teruglopen was. Hoe het kwam weet ik niet, maar we waren onder de 30.000 verkochte exemplaren van elke nieuwe titel gezakt. Dat was op zich niet slecht, vandaag zou iedereen ervoor willen tekenen. Maar ik vond dat ik een beetje vooruit moest denken, en met iets nieuws moest komen. Ik zag het niet meer zitten om van nul te beginnen, en een nieuwe strip met totaal onbekende personages  te lanceren. In het beste geval zou ik er dan tien jaar over doen om er misschien een matig succes van te maken. Op de een of andere manier had ik dus een onderwerp nodig dat al bekend was bij het publiek. Omstreeks die tijd vroeg producent Erwin Provoost me of ik geen stripversie wilde maken van de televisiereeks Windkracht 10, die toen in voorbereiding was. Hij bezorgde een paar videocassettes, maar ik zag het uiteindelijk niet zitten. Het idee om van een bestaande televisieserie een stripadaptatie te maken bleef wel hangen. Plots dacht ik aan 'FC De Kampioenen'.
Bij de uitgeverij hadden ze er wel oren naar, al zagen ze het als een beperkt experiment. De toenmalige uitgever had voor het eerste album een oplage van 15.000 exemplaren vooropgesteld, maar de vertegenwoordigers, die de titel bij de winkels aanboden, lieten meteen weten dat dat niet genoeg zou zijn. Het werden er 50.000, meteen gevolgd door herdrukken van 15.000 en 5.000 exemplaren. We bleken onmiddellijk veel lezers te hebben. Tijdens het eerste jaar van de 'FC De Kampioenen'-strip verkochten we in totaal 250.000 albums van de reeks, plus nog eens 100.000 'Bakelandt'-albums. De eerste drie jaar van "F.C. De Kampioenen" ging de verkoop van de albums gestaag achteruit. Alle reeksen hadden het toen moeilijk. Gelukkig wisselde de directie bij Standaard Uitgeverij, en kwamen Eric Willems en Diane Devriendt aan het roer. Zij stelden tot hun verbazing vast dat er nooit herdrukken waren geweest van 'FC De Kampioenen'. De nieuwe titels werden uitgebracht, daar bleef het bij. De vorige directie vond herdrukken te duur. Willems en De Vriendt deden het wel, en het jaar daarop verdubbelden de verkoopcijfers. Om maar te zeggen: de politiek van een uitgever kan van groot belang zijn. Sindsdien is de verkoop alleen maar gestegen.

Acteurs

Tien jaar geleden al had ik het gevoel dat de strip, los van de televisieserie, op eigen benen stond. Dat is een juiste inschatting gebleken, want de verkoop van de albums heeft niet onder de stopzetting van de televisieserie geleden. Wel integendeel. Ondertussen is er ook al een 'Kampioenenfilm' gemaakt, 'Kampioen zijn blijft plezant'. Zonder al te pretentieus te willen klinken: ik durf te zeggen dat er zonder mij geen film geweest zou zijn. Eind 2010 leek het project om ooit een langspeelfilm te maken met de karakters uit de reeks dood en begraven. De VRT had de reeks stopgezet en de boeken dichtgedaan, veel van de acteurs zaten zonder werk.  Een jaar of twee daarvoor was er een laatste keer geprobeerd zo'n project van de grond te krijgen, maar de acteurs hadden het scenario afgeschoten. 'Dit is te gek voor woorden', dacht ik. 'Er staan minstens een miljoen mensen klaar om naar die film te gaan kijken. Als het fout is gegaan omdat de acteurs het verhaal niet goed vonden, moet je er eerst voor zorgen dat je een verhaal verzint dat ze wél goed vinden.' Dus heb ik Bart Cooreman gecontacteerd, die al veel afleveringen van de reeks geschreven had. Ik had een idee in mijn hoofd, het concept van wat de eerste film is geworden, en daar zijn we toen rond beginnen werken, samen met Johan Gevers, de regisseur van de laatste vijf seizoenen, en actrice en scenariste An Swartenbroeckx, die Bieke speelt in de reeks. Toen we een eerste versie van de synopsis hadden, zijn we samen gaan zitten met de acteurs. Die hadden opmerkingen, maar ze waren meteen voor het project gevonden. Ze vonden het vooral fijn dat het een écht filmscenario was, en geen opgerekte aflevering van het feuilleton. Na nog een hele hoop verdere revisies en herwerkingen zijn we uiteindelijk naar een producent en naar de VRT gestapt. De 'Kampioenen'-film stond weer op de rails.
Bij de opnames van 'Kampioen zijn blijft plezant' hebben we enorm veel tegenslag gehad: het weer  in Frankrijk was verschrikkelijk. In april 2013 hadden Marie-Jeanne en ik nog een tocht gemaakt langs de locaties in de Provence. Het waren vaak prachtige dorpjes die onder een stralend blauwe hemel op de acteurs lagen te wachten. Alleen: toen die hele ploeg een maand later arriveerde, was de lucht grijs en was het drie graden boven nul. Alles was geboekt, de ploeg van zestig man was ter plaatse. Je kon niet zomaar een paar dagen wachten. Er moest gedraaid worden, zon of geen zon. De draaidagen waren tot op de minuut nauwkeurig ingepland. Sommige scenes, die zich op een zonnige zomerdag afspelen, zijn echt in een druilerige regen gefilmd.
Toen de eerste film uit was gekomen en 750.000 mensen waren komen kijken, gebeurde er weer niks. Niemand nam een initiatief voor een tweede film. Met de vier scenaristen zijn we toen bij elkaar gaan zitten, en later is Jan Verheyen als regisseur mee aan boord gekomen. We wilden een tweede filmproject opstarten. Het scenario is nu klaar, en binnen een paar maanden gaan we filmen. Met dezelfde ploeg. Alles is nu wel veel sneller gegaan. Omdat iedereen nu wist dat het echt kan. De tweede film wordt vooral in België gedraaid. Er zijn wel enkele scènes die zich in Indië afspelen (al worden ze in Sri Lanka gedraaid), maar daar zijn maar een handjevol acteurs bij betrokken. We moeten niet met de hele ploeg op verplaatsing.

Bizar avontuur

Als je 65 wordt, kijk je onwillekeurig toch eens terug, al ben ik niet al te nostalgisch aangelegd. Dan blijkt je leven tot nog toe toch vol vreemde ontmoetingen, kansen én gemiste kansen gezeten te hebben. Een bizar avontuur is het. Er zijn me tal van dingen overkomen, vaak op de een of andere manier toch dingen waarvan ik vroeger droomde dat ze me zouden overkomen. Dat is toch heel mooi, ik ben er ook dankbaar voor. Ik heb strips mogen maken, en zelfs films. Soms kan het raar lopen. In de jaren 80 werkte ik er aan, en gebeurde het niet. Toen ik het idee al had opgegeven, kwam het er toch nog van.
Of er dingen zijn die ik mis? Misschien realistisch tekenwerk. Op dat vlak zou ik toch verdere stappen willen zetten, en nieuwe dingen uitproberen. Al jaren teken ik niet meer met penseel, dat zou ik nog wel willen doen. Nu ik 65 geworden ben, besef je meer dan ooit dat je tijd korter wordt.  Binnen 15 jaar zal ik 80 zijn. Ik moet nu dus keuzes gaan maken. Ik zal er maar meteen bij vertellen: alweer maak ik ze niet. Het moet zijn dat ik niet graag keuzes maak. (lacht) Ik blijf vastzitten in hetzelfde stramien. Misschien is dat een fout, maar ik heb nog altijd de ambitie om strips te maken voor een groot en breed publiek. Waardering van je lezers is toch het mooiste wat je kan krijgen. Bovendien zijn de lezers van 'FC De Kampioenen' eerlijke lezers. Ik waak er over dat het een strip voor kinderen blijft. De strip is een volwassen medium geworden, maar al te vaak vergeet men strips te maken die ook voor kinderen bestemd zijn. Ik wil niet dat mijn strips ouder worden met hun lezers en hun tekenaar, en daarom bewaak ik de soms wat naïeve helderheid van de 'Kampioenen'-strips.
"Ik ben blij met een hele hoop dingen die ik gedaan heb: 'Nino', het begin van de reeks 'Kowalsky', die ik niet heb kunnen afmaken. Of sommige van de beste verhalen van 'Bakelandt', onder meer die zich in Venetië afspelen, en een aantal verhalen van 'FC De Kampioenen' - ik denk er met plezier aan terug. Soms denk ik wel eens dat ik meer had moeten schilderen, misschien komt dat nog.  Niemand kan ook zeggen dat ik niet hard gewerkt heb. Omdat ik geen minuut kan stilzitten, en het zelfs geen uur uithoud voor de televisie, begin ik op het eerste vrij moment dat zich aandient weer met het opzetten van een volgend verhaal voor 'De Kampioenen' of 'Vertongen & Co'. Het is sterker dan mezelf. (lacht:) Je zou op den duur gaan geloven dat ik het gewoon graag doe, niet?"